In de afgelopen tien jaar is het aantal zzp'ers in de huisartsenzorg met 200% toegenomen, met voordelen zoals flexibiliteit, belastingvoordelen en hogere tarieven door arbeidsmarktkrapte. Deze trend heeft echter negatieve gevolgen voor de continuïteit van zorg, waarbij de organisatorische last op een kleiner wordende groep vaste medewerkers en praktijkhouders rust. Hoewel de overheid per 1 januari 2025 met strengere regelgeving kwam, blijven veel zorgverleners op de oude voet doorgaan. Sophie Brühl pleit voor proactief overleg met de overheid en zorgverzekeraars om het praktijkhouderschap en vaste dienstverbanden weer aantrekkelijk te maken, vooral met het oog op de aankomende pensioengolf onder huisartsen.
Het afgelopen decennium was een feest voor zzp'ers in de huisartsenzorg. Doktersassistenten, praktijkondersteuners en huisartsen zelf gingen en masse als zelfstandige zonder personeel aan de slag. Hun aandeel steeg tussen 2013 en 2022 met maar liefst 200 procent. Vorig jaar werkte bijna een kwart van alle medewerkers in huisartsenpraktijken en gezondheidscentra als zzp'er.
Niet gek gezien de voordelen: grip op je tijd, belastingkorting, en meestal kun je je als zzp’er ook nog eens onttrekken aan organisatorische taken. Aan de cao hoef je je sowieso niet te houden, dus de krapte op de arbeidsmarkt stuwde de uurtarieven aangenaam omhoog. En werkgevers? Die waren allang blij als de bezetting rondkwam én dat ze niet door hoefden te betalen bij ziekte of vakantie.
Maar de zzp-medaille heeft ook een andere kant. De continuïteit van zorg komt ermee in het geding en de boel organisatorisch draaiende houden komt op een steeds kleiner groepje werknemers en praktijkhoudend huisartsen neer. Dat ziet de overheid ook, dus besloot zij om het zzp’en aan banden te leggen. Het moratorium op de DBA, een Wet die schijnzelfstandigheid moet voorkomen, geldt sinds 1 januari 2025 niet meer.
Op oude voet verder
Je zou denken dat de eerste lijn vervolgens alle zeilen zou bijzetten om naheffingen te voorkomen en zzp’ende assistenten en dokters te verleiden tot een rol die bijdraagt aan de continuïteit. Maar wat schetst mijn verbazing? De meeste collega’s gingen op de oude voet door, of zochten houvast in modelovereenkomsten waaraan strenge regels verbonden zijn en die sowieso niet gelden voor ondersteunend personeel.
Toen ik laatst een collega uitlegde dat de regels echt zijn veranderd, kreeg ik de wind van voren, alsof ik er niets van begrijp. Toegegeven, dat was voor het Uber-arrest, dat de deur voor zzp’ers toch weer op een kier heeft gezet. Maar toch: in plaats van als een konijn in de koplamp te kijken, zouden we als beroepsgroep regie moeten pakken. Laten we het rijk en de zorgverzekeraars uitnodigen voor een goed gesprek over twee belangrijke vragen. Allereerst: hoe maken we het praktijkhouderschap (of een rol in loondienst) weer aantrekkelijk voor huisartsen die een zzp-cultuur gewend zijn? En ten tweede: hoe zorgen we ervoor dat ondersteunend personeel zich weer prettig voelt binnen een vaste betrekking?
40 procent van de praktijkhoudende huisartsen gaat de komende jaren met pensioen. En geld is echt niet de enige drijfveer voor schaarse doktersassistenten om hun arbeidscontract te verscheuren. Tijd voor een plan met breed draagvlak.