17/2/2023

Josine te Kaat: praktijkhouder zijn is leuk!

Josine te Kaat (31) is sinds oktober 2022 praktijkhoudend huisarts in Lexmond, samen met haar collega Aldwin den Blaauwen. Waarom koos ze zo snel na haar huisartsenopleiding voor een eigen praktijk? En hoe bevalt het haar? Hugo van der Wedden toog naar het dorp in Utrecht om met de jonge dokter te praten.

De meeste artsen van jouw leeftijd werken als ANIOS in het ziekenhuis of zijn pas net in opleiding. Jij bent al praktijkhoudend huisarts.

Het is snel gegaan inderdaad. Na mijn geneeskundestudie heb ik een jaar gewerkt op de geriatrie in het Diakonessenhuis. Een bewuste keuze. Als huisarts heb je een goede generalistische basis nodig. Ik zag van alles op de afdeling, cardio, neuro, interne problematiek, veel ouderen met een delier. En daarnaast werkte ik regelmatig op de geheugenpoli. Een prima fundament voor een huisarts in spé. Ik heb nog getwijfeld: zal ik nog een jaar blijven? Maar ik besloot dat ik wel klaar was voor de huisartsenopleiding.’

En datzelfde dacht je na de huisartsenopleiding? Ik ben wel klaar voor een eigen praktijk?

‘Niet meteen. Ik heb eerst nog een jaar als waarnemer gewerkt. Deels om ervaring op te doen, deels omdat ik flexibiliteit nodig had. Ik was immers net moeder geworden. In mijn laatste maanden als waarnemer verving ik een huisarts in Overvecht. Ze ging met zwangerschapsverlof en ik runde voor haar de praktijk. Overvecht is een achterstandswijk en ik kreeg een hoop ellende voor m’n kiezen. Juist omdat het me goed afging wist ik dat ik toewas aan een eigen praktijk.’

Welk beeld van het praktijkhouderschap had je?

‘Vooral de ervaringen tijdens de huisartsenopleiding zijn van invloed geweest. Natuurlijk kende ik de negatieve verhalen over werkdruk en administratie, maar ik had de mazzel dat mijn eerste opleidingsplek meteen een uitstekend functionerende duopraktijk was. De artsen gingen gewoon om vijf uur naar huis en werkten in een hecht team met prima assistenten. De kwaliteit van zorg was daardoor ontzettend hoog. Iedereen deed waar hij of zij goed in was.Toen dacht ik, dit wil ik later ook. Zeker toen ik daarna in een groot gezondheidscentrum stage mocht lopen.’

Dat was minder leuk?

‘Het was absoluut gezellig. Allemaal jonge dokters in de koffiekamer. Maar het verloop onder de artsen en assistenten was groot. Daardoor kwam het nooit tot heldere werkafspraken of continuïteit van zorg. Vaak werd ik ingevlogen bij patiënten die eerder al een andere huisarts hadden gezien. Dat leidde wel eens tot wrijving. “De ene dokter zei dit, nu zeg jij dat, wat moet ik daarmee?” Daarnaast puilde mijn mailbox uit met verwijsbrieven die niet voor mij bestemd waren. Mocht ik zelf opzoek naar de juiste dokter. Die agenda vervuiling was zonde van mijn tijd. Voor de lange termijn is dit het niet, wist ik al snel.’

En nu ben je dus zelf praktijkhouder. Hoe bevalt dat?

'Praktijkhouder zijn is leuk: de continuïteit maakt alles zoveel efficiënter. Als een patient terugkomt weet ik meteen waar het over gaat en wat we al besproken hebben. Ik heb regie, bouw voort op mijn eigen beleid en stap nooit meer zomaar ergens in. Als iemand binnenkomt hoef ik bij wijze van spreken niet eens meer het dossier te openen. Ik leer de mensen kennen, hun sociale context, hoe ze hun klachten brengen. Het zijn kleine dingen, maar over de gehele dag scheelt alle extra info een slok op een borrel. Is een visite noodzakelijk? Nu hoor ik soms alleen al aan de intonatie dat het niet perse vereist is. Diezelfde stem klinkt toch anders als ik wel echt nodig ben.’

Als waarnemer miste je die extra informatie?

‘Als waarnemer miste ik wel meer. Wie kan me helpen bijvoorbeeld? Als praktijkhouder ken ik inmiddels de sociale kaart van Lexmond.Ik weet precies bij wie ik moet zijn als ik iets signaleer. Als je iets niet wil als huisarts, is probleemeigenaar worden van alles. Dus is het fijn als je anderen regie kunt geven, zoals de diëtiste, de wijkverpleegkundige, of de psycholoog. Als waarnemer heb je wat dat betreft geen idee. Je kunt eigenlijk alleen naar het ziekenhuis verwijzen, want de professionals in de wijk ken je niet. Elke twee maanden houden we nu een MDO over de complexe patiënten. Ook bel ik de wijkverpleegkundige van Buurtzorg regelmatig voor ruggespraak. Klopt het wat ik zie? Heb jij dat ook gezien? Zitten we op het goede pad? Heel fijn is dat.’

Zijn er ook dingen die juist zwaar zijn aan het praktijkhouderschap?

‘De dienstbelasting vind ik wel een dingetje. Ieder jaar krijgen Aldwin en ik 49 diensten in de regio toegewezen. Daar zijn we verantwoordelijk voor, en dat is best heftig, vooral omdat we de dagen niet zelf kunnen kiezen. Vervanging regelen kost op zich weinig tijd, en Buurtdokters springt in als een waarnemer zich onverhoopt ziek meldt, maar de emotionele last drukt wel op mijn schouders. Ik was bijvoorbeeld met kerstavond ingeroosterd. Niemand kon dat overnemen dus mocht ik zelf aan de bak. Binnenkort worden we lid van de Hagro, een regionaal samenwerkingsverband. Dan kunnen we diensten onderling ruilen. Dat scheelt hopelijk iets in de beleving.’

Jij en Aldwin zijn een maatschap aangegaan met Buurtdokters. Hoe is dat gegaan?

‘Lexmond had geen eigen huisarts meer, terwijl daar enorme behoefte aan was bij de inwoners. Buurtdokters wilde daar graag bij helpen, een praktijkhouder terugbrengen in het dorp. Toen ik mijn eerste gesprekken met Sophie Brühl van Buurtdokters had, werkte ik nog in Overvecht. Het verhaal sprak me aan, ook omdat ik de praktijk al kende als waarnemer. Vanuit mijn netwerk kreeg ik uiteraard vragen: waarom met Buurtdokters? Is dat te vertrouwen? Zelf was ik ook kritisch, maar uiteindelijk had ik er een goed gevoel bij.’

En met Aldwin? Hoe wist je dat een samenwerking goed uit zou pakken?

'Met Aldwin had ik eerder al met plezier samengewerkt. Medisch inhoudelijk staan we hetzelfde in het vak. We vullen elkaar goed aan en pakken daardoor op een natuurlijke en eerlijke manier de zaken op. Ik kom bijvoorbeeld kennis en ervaring tekort voor goed 'professioneel leiderschap'. Aldwin heeft die competentie al verder ontwikkeld. Om dit dan samen met hem te doen voelt veilig en vertrouwd. Eens in de zes tot acht weken gaan we samen uit eten om de balans op te maken. Sommige patiënten vragen of we getrouwd zijn, daar moet ik wel om lachen. Het laat wel zien dat we als team een soort gezamenlijkheid uitstralen, en dat is gewoon goed.’

Hoe bevalt de samenwerking met Buurtdokters tot dusver?

'We zijn net een paar maanden bezig, maar de eerste indruk is goed. Marijke Trapman, de praktijkmanager van Buurtdokters, blust adequaat alle brandjes. Gedoe met coderingen en zo, dat regelt zij allemaal, anders zou ik zo een dag extra moeten werken. Maar voor het neerzetten van goede werk processen is het nog te vroeg.’

Hoezo te vroeg?

‘We zijn samen met Buurtdokters nog volop bezig met het neerzetten van een vast team. Toen we begonnen hadden we geen personeel, gelukkig zit daar nu vaart in. Een assistente is terug van zwangerschapsverlof, een tweede is onlangs begonnen en in januari start een verpleegkundige in de rol van assistente. Ook lukt het ons goed om vaste zzp’ers te binden aan de praktijk. Uiteindelijk wil ik naar dezelfde sfeer en kwaliteit als in de duopraktijk waar ik mijn opleiding deed. Wat vinden assistenten leuk? Waar liggen hun talenten? En kunnen ze daar in de toekomst verantwoordelijkheid voor gaan dragen? Ik wil een team met een sterk wij-gevoel waarin iedereen doet waar hij of zij goed in is. Wanneer straks iedereen ingewerkt is kan er echt iets moois ontstaan.’

Helpt Buurtdokters je dat doel te bereiken?

‘Absoluut. Om assistenten te laten groeien in hun rol hebben ze een eigen plek nodig, bijvoorbeeld voor een bepaald spreekuur. Ook willen we een huisarts in opleiding en zien we graag dat paramedici eens in de zoveel tijd patiënten gaan ontvangen bij ons in de praktijk. Sophie Brühl onderhoudt namens ons intensief contact met de wethouder over mogelijke nieuwbouw. Meer ruimte, betere isolatie, ik hoop van harte dat het haar lukt. Ondertussen kunnen Aldwin en ik gewoon huisarts zijn en werken we goed samen met Buurtdokters om de bestaande locatie zo efficiënt mogelijk te benutten.'

Tot slot: hoe komt het denk je dat jonge huisartsen tegenwoordig terughoudend zijn om praktijkhouder te worden?  

‘De dienstbelasting speelt een rol. Daarnaast hebben veel huisartsen aan het begin van hun carrière nog twijfels over wat, wanneer en hoe. Ik had dat niet, mede door mijn ervaringen tijdens de huisartsopleiding. Het stimuleert denk ik enorm als je stage loopt in een goed lopende praktijk. En de levensfase is van invloed. Als je net kinderen hebt wil je regie over je tijd. Het beeld is dat je als praktijkhouder lange dagen maakt. Ik had al gezien dat dit niet zo hoeft te gaan en breng dat ook in praktijk. Ik ga over het algemeen gewoon om vijf uur naar huis en werk op vaste dagen.’